Een ziekelijke magere man in een gestreept uniform pakt een scheerkwast en schuim en scheert met een scherp mes de achterkant van het hoofd van Rudolf Höss, de commandant van het kamp Auschwitz zelf. Ze zullen nooit met elkaar praten, en Joseph (zijn naam leren we pas tijdens de aftiteling) zal Höss nooit kwaad doen, zal de stroom van vreselijke moorden niet stoppen met nog een moord. Deze korte schets over het leven in een vernietigingskamp laat ons de pijn en het verdriet voelen van miljoenen mensen die buiten de muren van de scheerkamer waren gekomen tijdens de gevangenneming van Jozef, de man die zijn folteraar overleefde.